Van Leest: Rechtmatig gaat voor doelmatig handelen

Per 1 mei is Rémy van Leest gestart als lid van de Raad voor de rechtspraak en al op 27 mei sprak hij met de vaste commissie Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer. Samen met Rinus Otte, voorzitter van het College van procureurs-generaal bij het Openbaar Ministerie (OM), en Hanneke Ekelmans, lid korpsleiding bij de politie, ging hij daar op gesprek.

Beeld: ©Raad van de rechtspraak

Eerst een korte kennismaking. Van Leest startte als negentienjarige politieagent in Rotterdam en vervolgde later zijn loopbaan als officier van justitie. Daarna werd hij hoofdadvocaat-generaal bij het Openbaar Ministerie en vervolgens ging hij aan de slag bij de Rechtspraak. Onlangs nam hij afscheid als president van de rechtbank Gelderland. De strafrechtketen kent hij door en door.

Prioriteren

In de Tweede Kamer deelde hij tijdens zijn inleiding zijn zorgen over de keten én noemde hij enkele positieve ontwikkelingen: ‘Zo is er een verhoogde uitstroom van strafzaken, in twee jaar tijd een toename van ruim vier procent. Dit is ook te zien bij de geprioriteerde zaakstromen ‘ernstige verkeersmisdrijven’, zedenzaken en veelvoorkomende criminaliteit. Ook is de voorraad te plannen politierechter-zaken eind 2024 vijf procent lager uitgevallen dan eind 2023. Mede ook door de inzet van de OM-strafbeschikking.’

Gezamenlijk plannen

Van Leest is duidelijk over hoe de Rechtspraak dit heeft bereikt: ‘Door scherper te prioriteren. En vol in te zetten op het opleiden van extra rechters. OM en Rechtspraak monitoren landelijke doorlooptijden en voorraden, en sturen hier in goed onderling overleg op. We plannen strafzaken gezamenlijk. En in alle arrondissementen zijn ketencoördinatoren werkzaam, die werken voor politie, OM én Rechtspraak. Met een sterke focus op de door het Bestuurlijk Ketenberaad geprioriteerde zaakstromen. Binnen de Rechtspraak brengen wij werkwijzen in kaart die het verschil kunnen maken en nemen deze van elkaar over. En als een van de rechtbanken een capaciteitstekort heeft, springen andere rechtbanken bij.’

Onvolkomenheden

Daar stelde de Algemene Rekenkamer onlangs tegenover dat tien onvolkomenheden in vergelijking tot twee in 2023 niet best is. Dat beeld wil Van Leest nuanceren: ‘Want hoewel het niet snel genoeg gaat, zijn er wél daadwerkelijke verbeteringen zoals ik al aangaf. En we mogen niet vergeten dat jarenlange bezuinigingen een wissel hebben getrokken op de strafrechtketen.’ Hij geeft aan dat pas in 2019 er voor het eerst weer voorzichtig in de Rechtspraak geïnvesteerd, en pas in 2022 kwam er een eerste noodzakelijke structurele investering in de hele strafrechtketen. Het kost tijd om dat wat is kwijtgeraakt weer op te bouwen.

Rechtmatig versus doelmatig

De Rekenkamer denkt dat onder andere het sturen van aanwijzingen de keten weer vlot kan trekken. Van Leest benadrukt dat de Rechtspraak het belang van rechtmatig handelen altijd boven doelmatig handelen zal stellen. Het weghalen van de regie bij de rechtspraak draagt niet bij aan de scheiding der machten. Sturing door de minister per aanwijzing, schuurt al snel met de onafhankelijke positie van de rechtspraak. Toch wil hij zich opstellen als partner in de keten en bijvoorbeeld prestatieafspraken binnen het strafrecht een kans geven. Maar die prioritering kan alleen worden geïnitieerd vanuit de Rechtspraak, vanuit een onafhankelijke staatsmacht. Het OM maakt al scherpe keuzes – hij doelt op de strafbeschikkingen. De rechtspraak is het er niet altijd mee eens, maar hij wil zijn collega van het OM er toch een compliment voor geven.

Kleinste zaakstroom, hoge nood

‘De samenleving vertrouwt erop dat wij álle zaken van álle rechtsgebieden oppakken. Ondanks alle politieke en maatschappelijke aandacht, is het strafrecht de kleinste zaakstroom die we hebben. En het is nog maar de vraag waar de nood het hoogst is, als je alle rechtsgebieden bekijkt. Meer capaciteit op strafrecht, betekent minder capaciteit elders. Het is goed om dat in het achterhoofd te houden bij politieke wensen om bijvoorbeeld het strafrecht te prioriteren,’ aldus Van Leest.

Politieke focus en drukte

Hij vervolgt zijn betoog: ‘Daarbij geldt dat politieke wensen zorgen voor druk op onze organisatie en de strafrechtketen. Er zijn nu ongeveer 500 beleids- en wetgevingsinitiatieven voor de strafrechtketen, waaronder de vernieuwing van het Wetboek van Strafvordering. Al 30 jaar lang worden er per jaar gemiddeld dertien wetsvoorstellen in het strafrecht aangenomen. Dat vraagt veel van ons en andere organisaties.’ Daarom heeft de rechtspraak al eerder aangedrongen op bestuurlijke luwte in aanloop naar invoering van het nieuwe wetboek.

Alternatieven zoeken

Een ander punt wat zeker politieke aandacht behoeft zijn de capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen, zo stelt hij. Als de problemen bij het ten uitvoer leggen van straffen niet worden aangepast, is het de vraag hoe logisch het is om meer capaciteit in te zetten op het afdoen van strafzaken. ‘En ik begrijp de uitdaging waar de politiek en het kabinet voor staan. Er zijn geen makkelijke oplossingen. Anders waren ze al lang genomen. Maar er zijn wel goede ideeën, zoals alternatieven voor korte gevangenisstraffen. Bijvoorbeeld elektronische detentie als aparte hoofdstraf en de afschaffing van het taakstrafverbod.’

No silver bullet

Er is geen eenvoudige, allesomvattende oplossing. ‘There is no silver bullet’, en dat chagrijn wordt gedeeld door alle tweeënhalf duizend rechters, stelt Van Leest. ‘Uw zorgen over de strafrechtketen zijn terecht. Binnen de keten wordt gewerkt aan oplossingen. Oplossingen die tijd nodig hebben, maar waarvan de eerste resultaten al zichtbaar zijn. En waar wij – iedereen in de keten en hopelijk met uw politieke steun – keihard ons best voor blijven doen.’

Dit artikel is gebaseerd op de spreektekst van Van Leest. Het hele convocatiegesprek terugkijken (60min) kan via de onderstaande link.