Afscheid van exotische artikelnummers en krochten

Martin Ruiter is rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag en betrokken bij de voorbereidingen voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering​. ‘In de loop van de jaren heb ik ervaren hoe belangrijk een deugdelijk Wetboek van Strafvordering is. Als rechter-commissaris ben je nauw betrokken bij opsporingsonderzoeken. De politie en het OM zijn erop gebrand om een zaak ‘op te lossen’. Tegelijkertijd moet dat gebeuren op een wijze die door de wet is voorgeschreven en waarbij recht wordt gedaan aan de belangen van verdachten en derden.’

Een portret van een man van middelbare leeftijd. Hij kijkt in de camera.

Exotische artikelnummers

‘Het werk als rechter-commissaris is divers en dynamisch. Op sommige dagen heb je voorgeleidingen van verdachten die een dag of drie daarvoor zijn aangehouden, getuigenverhoren of een supersnelrechtzitting. Op andere dagen ben je de ‘dienst-RC’ en ben je 24/7 bereikbaar voor spoedeisende zaken, zoals spoedtaps en doorzoekingen. Voor die laatste categorie ga je met de politie op pad en beslis je ter plekke welke spullen in beslag worden genomen.

Als rechter-commissaris houd je toezicht op het opsporingsonderzoek. Het Wetboek van Strafvordering is daarbij leidend. Sommige bevoegdheden worden regelmatig ingezet, zoals een telefoontap of het afluisteren van personen in een besloten ruimte. In het huidige wetboek zijn veel opsporingsbevoegdheden opgenomen vanaf artikel 126g Sv. Dat levert exotische artikelnummers op, mijn persoonlijke favoriet is artikel 126nba Sv, de hackbevoegdheid. Er zijn ook bevoegdheden die sporadisch worden ingezet en dan kom je uit in de krochten van het Wetboek van Strafvordering, zoals artikel 151e Sv, het verplicht afstaan van celmateriaal bij een mogelijke besmetting met ernstige ziekte.’

'Als je net begint als rechter-commissaris, is het best wel zoeken waar al die opsporingsbevoegdheden staan en welke voorwaarden daarvoor gelden.'

​Briefje met inloggegevens

​‘Soms merk je dat de huidige wettelijke regeling niet (meer) helemaal aansluit op de praktijk. Een concreet voorbeeld: de politie vindt in een woning een briefje met daarop een gebruikersnaam en wachtwoord van een Google-account en dat briefje wordt in beslag genomen. Mag de politie dan op het politiebureau inloggen op dat account? Daar bestaat geen specifieke wettelijke regeling voor. 

Verder is het, zeker als je net begint als rechter-commissaris, best wel zoeken waar al die opsporingsbevoegdheden staan en welke voorwaarden daarvoor gelden. Het Wetboek van Strafvordering is in de afgelopen honderd jaar behoorlijk uitgedijd en is er niet overzichtelijker op geworden. 

​Inkomende berichten drugsdealer

​ ‘Mijn eerste echte ervaring met het nieuwe wetboek was in het kader van de voorbereiding van de Innovatiewet. Er liep een aantal pilots, vooruitlopend op de introductie van het nieuwe wetboek, waarin nieuwe regelingen in de praktijk werden beproefd. Ik was namens de Rechtspraak betrokken bij de pilot ‘gegevens na beslag​’. Dat gaat bijvoorbeeld over de volgende situatie: er is een telefoon in beslag genomen bij een aangehouden drugsdealer en de berichten met bestellingen blijven binnenstromen. Er is nu geregeld onder welke voorwaarden je van die nieuwe berichten mag kennisnemen. Voor de pilot hebben we overleg gevoerd met ketenpartners en het ministerie van JenV en hebben we een standaardmodel voor een machtiging van de rechter-commissaris ontwikkeld.’ 

Een portret van een man van middelbare leeftijd. Hij kijkt in de camera. In zijn houden houdt hij het Wetboek van Strafvordering, opengeslagen.
Martin Ruiter met het Wetboek van Strafvordering

Beweging naar voren

‘Ik houd mij bij het programma Nieuw Wetboek van Strafvordering (Rechtspraak) bezig met allerlei onderwerpen en vraagstukken die verband houden met het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Het is een unieke kans om bezig te zijn met een wettelijke regeling voor belangrijke onderwerpen voor de praktijk van de Rechtspraak. Ik zal een aantal voorbeelden geven. Als eerste de ‘beweging naar voren’. Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat strafzaken beter voorbereid op de zitting komen. Zo komen de pro-formazittingen te vervallen en is de rechter-commissaris langer bevoegd om onderzoek te verrichten. Dat heeft gevolgen voor de kabinetten rechters-commissaris, zowel inhoudelijk als voor de capaciteit. Bij dit voorstel zijn kritische vragen te stellen, daarover heb ik met Wilma Groos een artikel in Boom Strafblad geschreven.’ 

Verdachte bij getuigenverhoor

‘Een heikel punt is de aanwezigheid van de verdachte bij het getuigenverhoor. Die aanwezigheid is nu uitzondering, maar wordt in het nieuwe wetboek de regel, voor zover de verdachte daarom verzoekt. Vanuit de Rechtspraak is op dit voorstel steeds kritiek geuit. Ik probeer vanuit de dagelijkse praktijk hierover mee te denken. Hoe verloopt een getuigenverhoor met een getuige die bang is voor de verdachte en wat zou dat betekenen voor de verklaring van de getuige? Wat als de getuige om die reden niet komt, wat betekent dat voor de doorlooptijden? Welke aanpassingen zijn nodig in het gebouw, zoals grotere verhoorkamers en gescheiden wachtruimtes en looproutes?’ 

‘Een laatste voorbeeld is dat ik input lever over specifieke onderdelen van wetsvoorstellen, van de pre-consultatiefase tot en met de parlementaire behandeling. Zojuist noemde ik de casus van het briefje met de inloggegevens van het Google-account. De Eerste Aanvullingswet bevat op dit punt een voorstel voor een nieuwe opsporingsbevoegdheid, waarvoor een machtiging van de rechter-commissaris is vereist. Juist omdat dit tegemoetkomt aan een behoefte uit de praktijk, vind ik het van belang goed te doordenken of de wettelijke regeling ook echt bruikbaar is in de praktijk, in mijn geval: bij het verlenen van de machtiging.‘

Soepele overgang

‘Gaandeweg merk ik dat het mes aan twee kanten snijdt. Het nadenken over een nieuw wetboek doet mij ook met andere ogen kijken naar het huidige wetboek. Niet alleen ben ik gestuit op artikelen in het huidige wetboek die ik niet direct paraat had. Ook ben ik bijvoorbeeld meer gaan nadenken over hoe ik als rechter-commissaris nu al kan stimuleren dat een strafzaak kwalitatief goed en snel op zitting komt. De inwerkingtreding van het nieuwe wetboek staat gepland op 1 april 2029, maar het loont wat mij betreft de moeite er al eerder kennis van te nemen. Aan een soepele overgang draag ik graag een steentje bij.’

Meer over Martin Ruiter

​Martin werkt zo’n twintig jaar binnen de Rechtspraak. Hij is begonnen als buitengriffier in Rotterdam, daarna werd hij rechterlijk ambtenaar in opleiding in Middelburg en vanaf 2012 is hij strafrechter in Den Haag. In 2017 maakte Martin de overstap naar het kabinet rechter-commissaris.