Videoboodschap van Marianne Hirsch Ballin over het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering.

Een belangrijke meerwaarde van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering is dat het is toegesneden op de huidige context. Het voorziet in een wettelijke basis voor allerlei digitale opsporingsmethoden en het formuleert bevoegdheden van politie en justitie techniekonafhankelijk. Dat is een groot verschil met het huidige Wetboek van Strafvordering dat is toegesneden op de fysieke wereld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de bevoegdheid tot het openen van een brief. Nu moet de praktijk zich baseren op dat soort wettelijke grondslagen om ook in de digitale context onderzoek te kunnen verrichten. Dat is vaak onduidelijk en roept allerlei nieuwe juridische vragen op, er is de vraag in hoeverre de inbreuk op de privacy wel vergelijkbaar is met de fysieke wereld. Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering brengt (hapert) weer orde op zaken. Het maakt duidelijk onder welke voorwaarden en in welke situaties ook in de digitale context onderzoek kan worden gedaan. In plaats van het openen van een brief of beslag op een voorwerp gaat het dan om een grondslag voor onderzoek aan een smartphone, netwerkzoekingen, onderzoek naar publieke openbare bronnen op het internet. Dat geeft veel duidelijkheid en houvast voor de praktijk van opsporing en vervolging en dat is ook nodig om het wetboek, om strafvordering toekomstbestendig te maken, klaar voor de 21ste eeuw, klaar voor de uitdagingen van de 21ste eeuw waar het nodig is om grip te krijgen op complexe structuren van criminele organisaties en verdachten die gebruik maken van allerlei geavanceerde digitale communicatiemiddelen.
Een belangrijke meerwaarde van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering is dat het is toegesneden op de huidige context. Het voorziet in een wettelijke basis voor allerlei digitale opsporingsmethoden en het formuleert bevoegdheden van politie en justitie techniekonafhankelijk. Dat is een groot verschil met het huidige Wetboek van Strafvordering dat is toegesneden op de fysieke wereld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de bevoegdheid tot het openen van een brief. Nu moet de praktijk zich baseren op dat soort wettelijke grondslagen om ook in de digitale context onderzoek te kunnen verrichten. Dat is vaak onduidelijk en roept allerlei nieuwe juridische vragen op, er is de vraag in hoeverre de inbreuk op de privacy wel vergelijkbaar is met de fysieke wereld. Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering brengt (hapert) weer orde op zaken. Het maakt duidelijk onder welke voorwaarden en in welke situaties ook in de digitale context onderzoek kan worden gedaan. In plaats van het openen van een brief of beslag op een voorwerp gaat het dan om een grondslag voor onderzoek aan een smartphone, netwerkzoekingen, onderzoek naar publieke openbare bronnen op het internet. Dat geeft veel duidelijkheid en houvast voor de praktijk van opsporing en vervolging en dat is ook nodig om het wetboek, om strafvordering toekomstbestendig te maken, klaar voor de 21ste eeuw, klaar voor de uitdagingen van de 21ste eeuw waar het nodig is om grip te krijgen op complexe structuren van criminele organisaties en verdachten die gebruik maken van allerlei geavanceerde digitale communicatiemiddelen.